Gebouw

Fabrieksgebouw Magister

Gebouw Magister is één van de eerste gewapend betonskelet fabrieksgebouwen in Amsterdam. Het gebouw uit 1921 staat in de voormalige Zaagmolenbuurt en is gesitueerd tussen de Gillis van Ledenberchstraat, Zaagmolenstraat en de Kostverlorenvaart. N.V. Meester’s ‘Gewapend Betonbouw’ was zowel de bouwer als eerste eigenaar en leende tevens haar naam aan het gebouw (Magister is ‘Meester’ in het latijn).

Naast het kantoor van N.V. Meester zelf werden in het gebouw door de jaren heen ruimten verhuurd voor nijverheid en (kleine) industrie. Denk aan een textielfabriek, pianofabriek, autogarages en benzinepomp, borduur ateliers, drukkerij, distillerij, decoratelier, sigarettenfabriek, lijstenfabriek, etc. Hieronder vind u een tijdlijn.

Affiche N.V. Meester’s Gebouw Magister (1921)

Tijdlijn

Na onderzoek bij verschillende archieven en bronnen ontstond onderstaande tijdlijn. Klik op het jaartal om te springen binnen de pagina. Mocht u aanvullingen of correcties hebben, horen we het graag.

1920 – Bouwaanvraag
1921 – Ingebruikname
1921 – Autogarage London (bg)
1922 – Sigarettenfabriek Nerma (2)
1923 – Lijstenfabriek AJ Heijdenrijk (1)
1924 – Drukkerij Buijsen & Schipperheijn (2)
1926 – Radio Mercator (1)
1928 – Kastner Pianofabriek (2)
1930 – Depot Koek & Beschuitfabriek Hille & Zoon (bg)
1931 – Autoreparatiebedrijf (bg)
1932 – Beautex Tricotage Fabrieken N.V. (1)
1938 – Schellekens Borduur- en Plisseerateliers (2)
1940 – Metaalconstructiebedrijf
1940 – Smederij
1944 – Kunstlederfabriek
1948 – Autospuitbedrijf (bg)
1950 – Benzinepompinstallatie (bg)
1960 – Decoratelier De Nederlandse Opera (1)
1960 – Distillerij Blanckenhagen (1)
1980 – Tandartsencentrum A.T.Z. (bg)
1986 – Kunstenaars Ateliers (1/2)
1990 – Stichting HVO (bg)
1996 – Splitsing tot appartementen (1/2)
2004 – Splitsing tot appartementen (bg)
2021 – Gebouw Magister 100 jaar


1910 / Meester’s Gewapend Beton

Om te begrijpen waar ‘Gebouw Magister’ vandaan komt, gaan we terug naar 1910. Dhr. J.L. Meester had een betonbedrijf en vergaarde in de periode 1907-1914 aanzien met zijn werkzaamheden m.b.t. het aanbieden van kelders ‘van beton’, iets wat in Amsterdam destijds steeds populairder werd. In die jaren adverteerde hij veelvoudig in de verschillende dagbladen. Meester’s Gewapend Beton was eerst gevestigd op de Rozengracht 114 en later de Keizersgracht 66. In 1920/1921 bouwde hij met zijn bedrijf ‘Gebouw Magister’.

Expositie – beton kelders (1907)
Werving – De Courant (1912)
Advertentie Kelders (1910)
Advertentie Kelders (1912)

Na het bouwen van Gebouw Magister voerde hij in de periode ’20-’30 met N.V. Meester’s Gewapend Beton kleine tot grote projecten uit. Voorbeelden zijn o.a. de verbrandingsovens voor Vlaardingen en Haarlem, de onderbouw van de Markthal in Amsterdam en het destijds (1925) grootste en meest luxueuze hotel van Nederland; ‘Grand Hotel Centraal’ op de Vijzelstraat in Amsterdam. In 1925 werd Dhr. Meesters door de universiteit van Lausanne benoemd tot doctor honoris causa in ‘den handel en technische wetenschappen’.

Eén van zijn bekendere projecten i.s.m. architect Jan Duiker is het huidige monument ‘Sanatorium Zonnestraal’ in Hilversum (oplevering 1928). In het NAI archief zijn van de bouw nog weekstaten van hoofdopzichter J.D. Honingste te vinden. Dhr. Meester werd voor het volgende project van Jan Duiker wederom ingehuurd. Dat ging om de Nirwana flat in Den Haag (opgeleverd in 1929), vandaag de dag tevens een monument.

In december 1928 werd in Amsterdam de Beton-Aannemers-Bond (BAB) opgericht. Hierbij sloot N.V. Meester zich aan met nog 26 andere beton ondernemingen die tot aan de tweede wereld oorlog uitgroeide tot zo’n 33 bedrijven. Begin juli 1942 werd de BAB ontbonden door de Duitsers.

Verbrandingsoven Vlaardingen (1916)
Maasbode / Markthal (1931)
Kamer Hotel Grand Centraal
Hotel Grand Centraal (1925)
Hotel Grand Centraal Amsterdam
Zonnestraal Hilversum (1928)
Zonnestraal Hilversum

1920 / Gebouw Magister

In 1920 vroeg Dhr. Meester, eigenaar en directeur van toen inmiddels technische bureau ‘N.V. Meester’s Gewapend Beton’ bij de gemeente Amsterdam een bouwvergunning aan om ‘Gebouw Magister’ te bouwen op haar bezit (Sectie Q, Nr. 6539). Het ontwerp, gebaseerd op een multi-functioneel fabrieksgebouw was bedoeld als nieuwe vestiging voor de N.V. alsmede werkplaatsen voor andere nijverheidsbedrijven. Hieronder een aantal pagina’s van de gemeentelijke aanvraag en een advertentie uit het Algemeen Handelsblad (23-03-1920).

Mededeling Bebouwing (1920)
Vergunning
Omslag statische berekening (1920)
Aanvraag (1920)

Aangezien Dhr. Meester specialist was met het dan nog relatief nieuwe gewapend beton, ontwierp hij voor zijn kantoor en werkplaats één van de eerste gewapend betonskelet fabrieksgebouwen van Amsterdam. Vrij uniek, want gewapend beton stond die tijd nog redelijk in de kinderschoenen.

Wat opvalt aan de oorspronkelijke bouwtekeningen zijn de grote schuifdeuren aan voornamelijk de Kostverlorenvaart kant. Via deze deuren konden goederen worden geladen en gelost. De karakteristieke trappetjes fabrieksramen typeert de jaren 30 stijl en vallen onder modernistische vormgeving. Betonbouw geeft overigens logischerwijs aanleiding tot een modernistische vormgeving. Sinds die tijd werden fabrieken namelijk uitgevoerd als een betonskelet, waarna het skelet werd opgevuld met bakstenen wanden en ramen met stalen kozijnen.

Het kantoor van NV Meesters heeft relatief kort (tot 1927) in Gebouw Magister gezeten. Echter, zijn er referenties te vinden in het archief dat de begane grond in ieder geval tot 1949 (naast autogarage’s) werd gebruikt voor opslag van materialen van aannemersbedrijven .


1921 / Autogarage & Handel

Vanaf de beginjaren van Gebouw Magister hebben er verschillende autogarage’s (al dan niet met pomp) en autohandelaren aan de Zaagmolenstraatkant op de begane grond gezeten. Uit de archieven komen de volgende namen naar voren: Auto garage London (CO Roelofs), Garage & Automobielhandel Agatha en Autogarage Hermes (zie ook deze foto). Echter, is er helaas verder niet meer te vinden over de garage’s. Aan de Gillis van Ledenberchstraat kant naast de rechterdeur vind u nog een Esso pompaansluiting voor het vullen van de toenmalige pomp. Hieronder een advertentie waarin de ‘autogarage’ te huur wordt aangeboden.

Advertentie (16-07-1921)

1922 / Drukkerij en uitgeverij

In 1922 vestigde drukkerij / uitgeverij ‘Buijsen en Schipperheijn’ zich op de 2de etage. Met onderstaande documenten uit het bouwarchief kan je opmaken dat de etage werd heringericht voor twee grote ‘zetmachines’ en ander materiaal. Opgericht in 1902 als drukkerij heeft Buijten & Schipperheijn een goede reputatie opgebouwd als producent van kwalitatief hoogstaand drukwerk. Al voór 1940 realiseerde zij ook veel eigen publicaties, vooral op het gebied van kunst en cultuur. Vandaag de dag bestaat het bedrijf nog steeds en is momenteel gevestigd op de Paasheuvelweg 44 te Amsterdam.

1922
Bouwaanvraag
Bouwtekening Begane

1922 / Nerma Sigarettenfabriek

In 1922 heeft ‘Nerma’ Sigaretten Fabriek van ‘Nerses & Co’ zich op de eerste etage gevestigd. Directeur Nerses Masraff, van Egyptische afkomst, had waarschijnlijk een licentie om Nerma sigaretten te produceren. Egyptische sigaretten waren eind 19de, begin 20ste eeuw populair. Het was overigens van korte duur want begin 1925 verhuisde het bedrijf naar een fabriek in Den Bosch. Vanaf 1926 wijzigde verder de rechtsvorm in een naamloze vennootschap en de handelsnaam in “N.V. Mij tot Exploitatie van sigaretten en Oostersche tabak’.

Na onderzoek blijkt overigens dat Dhr Nerses een valse achternaam gebruikte. De precieze reden is niet helemaal bekend maar hij kwam in 1922 in Amsterdam aan als vluchteling uit Egypte. Er bestaat een dossier bij de inlichtingendienst waarin Dhr. Masraff heeft aangegeven een valse naam te gebruiken en te worden bedreigd door een ene Joseph Margossian. Dit was zijn halfbroer, neef of verre familie en het zou gaan over een erfenis. Dhr Margossian stond bij de inlichtingendienst bekend als revolutionair. Mogelijk Russische spion. Ook hij maakte gebruik van een valse naam: ‘Roulans’ (moeders meisjesnaam). Het dossier zit overigens vol tegenstrijdigheden.. Zo zou hij souteneur zijn, in het Franse en Turkse leger hebben gediend en in 1917 door Rotterdamse politie worden gezocht zijn vanwege een door hem gepleegd misdrijf. Dit alles is nooit bewezen.


1923 / Lijstenfabriek A.J. Heijdenrijk

In 1923 vestigde zich op de 1ste etage AJ Heijdenrijk Jr. met ‘N. V. Lijsten & Encadrementen’, een lijstenfabriek. De firma Heijdenrijk is opgericht in 1845 en de oudste lijstenmakerij ter wereld. Het geniet internationaal faam om zijn enorm diverse collectie en buitengewoon hoge kwaliteit. Eind 1929, na 6 jaar verhuisde de lijstenmakerij. Het bedrijf bestaat overigens nog steeds. U kunt hier meer lezen.


links Gebouw Magister & De Eenhoorn, rechts De Otter

1926 / Radio Mercator

In 1926 publiceerde Radio Mercator onderstaande advertentie. Gedurende die tijd huurden zij een ruimte in Gebouw Magister. Radio Mercator was een ‘elektrotechnisch bureau’ welke radio’s bouwden. Vanaf het begin van de 20e eeuw kwam de radio in steeds meer huishoudens terecht. Radio was belangrijk voor het wereldnieuws Er was relatief veel concurrentie want radio’s waren toen gewild. Hieronder ter illustratie de radio-ontvanger ‘Deka de Luxe’. Zoals de naam al aangeeft een luxe 3-lamps toestel, product van het bedrijf van Idzerda, de Nederlandse Radio-Industrie. Radio Mercator heeft niet lang (paar jaar) in Gebouw Magister gezeten.


links: Gebouw Magister | rechts: Skelet van molen ‘De Anker’ (1929)

1926 / Kastner Pianofabriek

In 1926 vestigde zich op de tweede etage een vestiging van de Kastner Pianofabriek. Dhr. Kastner behoorde tot de eerste generatie Duitse immigranten naar Engeland. Hij was geëmigreerd omdat ‘er in Duitsland te veel pianomakers waren’. In 1903 opende hij zijn pianofabriek in Londen. In 1920 opende hij tevens een fabriek in het Duitse Leipzig. Hier werd de ‘Autopiano’ gebouwd..

De Autopiano was een zogenaamde pianola, ofwel een piano met rollen die muziek speelde. De pianotoetsen werden door een mechanisme ‘magisch’ ingedrukt. De autopiano is slechts 16 jaar in productie geweest (van 1908-1924). Om meer te weten te komen over de tijd in Amsterdam heb ik contact opgenomen met Ron Bol (specialist en eigenaar pianowinkel). Hij wist echter helaas niets over de fabriek in Amsterdam. Onderstaande advertenties kwamen uit het jaar 1926 en 1927.


Rechts Gebouw Magister, links Buyskade,(1930)

1930 / Hille Koek- en Beschuit

In 1930 vestigde Koek -en Beschuitfabriek ‘Hille & Zoon‘ een depot op de begane grond van Gebouw Magister. Dit kan worden opgemaakt uit onderstaande verbouwingsaanvraag voor een garagedeur en opslag op de hoek Gillis van Ledenberchstraat / Zaagmolenstraat. Het depot is in 1937 weer gesloten.

De stoom- koek- en beschuitfabriek van Hille te Zaandam werd op 2 juni 1901 opgericht door de 22-jarige bakkerszoon K. Hille uit Koog. Na 1905 volgde een voorspoedige ontwikkeling. Het bedrijf groeide flink in de jaren ’30 door o.a. uitbreidingen in depots in verschillende steden en gaf op zijn hoogtij werk aan meer dan 300 personeelsleden.

Hille was de man die beschuit in Nederland populair maakte. Het beschuit was van uitstekende kwaliteit en jarenlang een populair merkartikel. Aanvankelijk als luxe-artikel, omdat vooral de verpakking (het blik) veel kosten vergde. Later bracht de jonge fabrikant beschuit in eenvoudige papieren zakjes. Hierdoor zakte de prijs en lag het beschuit binnen ieders bereik. Niet alleen in ons land, maar ook over de gehele wereld werd het beschuit mede daarom zo bekend.

advertentie
aanvraag
Bouwtekening met o.a. nieuwe garage deur

Kostverlorenvaart, zicht op Gillis van Ledenberchstraat (1935)

1932 / Beautex Tricotage Fabrieken

Op de 1ste etage heeft een behoorlijke tijd de ‘Beautex Tricotage fabrieken N.V.’ gezeten. De textielfabriek produceerde zoals in één van de advertenties hieronder is te lezen: ‘Kwaliteits ondergoederen van wol, half wol en katoen’. In verschillende kranten heeft destijds (’32-’63) de textielfabriek meerdere wervingsadvertenties geplaatst, waaronder voor strijksters, knipsters, naaisters en ‘speciaalmachinestiksters’. De fabriek zal halverwege de jaren 60 zijn gesloten.

In het nationaal archief bevind zich een inventaris (link) van de ‘Abteilung Feindvermögen van het Reichskommissariat in den besetzten Niederländischen Gebieten – 1940-1945’. Dit archief bestaat uit dossiers met gegevens over personen en instellingen wier vermogen door de Duitse bezettingsmacht als vijandelijk vermogen onder beheer is gesteld van de Deutsche Revisions- und Treuhand AG, Zweigstelle Den Haag.

In oorlogstijd lijkt hiermee de inventaris en/of het vermogen van de eigenaren van de Beautex fabriek door de Duitsers in beslag te zijn genomen. Weet u meer over de Beautex Tricotage fabriek? Neem graag contact op.

Advertentie Beautex 15 Maart 1936 Algemeen Handelsblad
Aug ’54 Volkskrant
1961 Parool
6 Aug 1963 Volkskrant
‘Beautex Tricotage Fabriek, 1ste etage / Schellekens Borduurateliers, 2de etage (1938)

1938 / Schellekens Borduur- en Plisseerateliers

De firma Schellekens heeft van 1938 tot 1960 hoofdkantoor gehouden in Gebouw Magister. Het boorduur- en plisseeratelier was gevestigd op de gehele tweede etage (1250 m2). Naast Directeur Schellekens en zijn vrouw werkten er 125 meisjes, ‘gezond en opgewekt’, in het destijds ‘waarschijnlijk best geventileerde en verlichte ateliers van Amsterdam’. De naaisters borduurden en plisseerden kleding geïnspireerd op de laatste mode uit Parijs. Dagelijks werden gemiddeld 1500 pakjes ontvangen en bijna evenveel pakjes verzonden die in het atelier waren bewerkt. De firma bestond naast het hoofdkantoor uit 7 eigen winkels en 200 depots (!) welke werden bediend met Schellekens eigen autodienst. Ze waren hun tijd vooruit..

Het begon allemaal toen Dhr. Schellekens, oorspronkelijk een Bosschenaar, naar de grote stad trok om ‘vooruit te komen’. In Amsterdam solliciteerde hij met zijn praktijkdiploma boekhouden, ‘moderne talen’ en steno en kon al snel aan de gang als particulier secretaris. Na verschillende banen was het tijd om de stoute schoenen aan te trekken en een eigen zaak te openen, maar in wat? Ondertussen was hij getrouwd en had Mevr. Schellekens samen met haar zus een klein handwerkzaakje aan de Vijzelgracht. Dhr. Schellekens had alle vertrouwen in zijn vrouw en er kwam een moment dat hij grote potentie zag in de zaak van zijn vrouw. Hij begon steeds meer mee te denken en uiteindelijk besloten ze om hun krachten te bundelen voor het opschalen van de handwerkzaak.

Na de eerste paar machines te hebben aangeschaft raakte Dhr. Schellekens aan de praat met de arbeidsinspectie. “Mijnheer Schellekens, iedere maand moet ik een stuk of wat van zulke nieuwe ateliers, die zich op het borduren en plisseren willen toeleggen” inspecteren. Zonder uitzondering zijn zij een paar maanden later verdwenen, omdat zij het geld, dat de mensen erin staken, hebben opgesoupeerd. Zou u niet wijzer doen, om op uw besluit terug te komen?” Dhr. Schellekens antwoordde: “Deze zaak zal echter heel wat verschillen van de andere. Want dat waren vakmensen en ik weet er niets van. Ik ben alleen maar zakenman en bekijk het uit een zakenoogpunt. Met een blik in haar ogen van, die man is niet wijs” verliet zij mij, maar mijn enthousiasme had zij niet bekoeld. Veeleer had de inspectrice me geprikkeld om te laten zien, dat ik wel degelijk in staat was om een dergelijke zaak groot en bloeiend te maken.”

De zaak is ook een enorm succes geworden. En dat het een succes werd, is slechts te verklaren doordat hij samen met zijn vrouw dag en nacht werkten. Naast dit, had het bedrijf Schellekens een goede naam opgebouwd op het gebied van service, ‘Schellekens’ service. Wat ze beloofden, deden ze ook. ‘Als er beloofd werd dat het de volgende dag ‘goed’ terug zou worden gebracht, dan werd dat ook gedaan’. Uiteindelijk is het hoofdkantoor in 1960 gesloten. Hieronder een fotoserie uit het Schellekens archief, gemaakt toen ze o.a. in 1938 Gebouw Magister betrokken.


Kostverlorenvaart. Link Gebouw Magister, Rechts de romp van De Otter (1940)

1960 / Decoratelier ‘Stichting Nederlandse Opera’

‘Stichting De Nederlandse Opera’ was een Nederlands operagezelschap dat bestond in de periode 1946-1964. Het gezelschap werd direct na de Tweede Wereldoorlog opgericht en beschikte over een eigen koor, orkest, ensemble van solisten en decoratelier. Vaste speelplaats was de Amsterdamse Stadsschouwburg.

Rond 1960 verhuisde het decoratelier van de zolder van de Heineken brouwerij naar de linkervleugel van de eerste etage (en later ook tweede) van Gebouw Magister. Het decoratelier had als functie het ontwikkelen, vervaardigen en opslaan van decors, kostuums en rekwisieten. Timmerlieden waren dagelijks bezig decors te bouwen voor de opera’s. Hieronder het decoratelier in volle glorie.

De eerste etage werd destijds overigens gedeeld met o.a. de Blanckenhagen-Allasch distilleerderij en de Beautex Tricotage fabriek. Schellekens zat boven op de gehele tweede etage. In de jaren ’70 verhuisde het atelier naar Hoofddorp, maar bleef de ruimte op de eerste en tweede etage tot 1985 in gebruik als opslag voor rekwisieten en kostuums. In 1985 is de opslag verhuisd naar Amsterdam Zuid Oost.

Om meer te weten te komen over het atelier sprak ik telefonisch met oud-medewerker Henk van der Woude. Henk was een jeugdvriend van Joop van den Ende. We gaan terug naar het jaar 1957. Henk had zijn eerste betrekking bemachtigd op het decoratelier. Ook Joop moest, na twee jaar school, aan het werk. Hij kon als leerling aan de slag bij een bouwbedrijfje dat vooral kleine verbouwingen voor huizen en winkels verrichtte. Maar algauw raakte hij meer geïnteresseerd in de verhalen die Henk hem vertelde over het werk bij de Opera. Dat klonk aantrekkelijker dan het vertimmeren van een winkelpandje. En toen zei Henk dat hij wel eens wilde informeren of er misschien ook voor Joop een baantje zou zijn. Hij had geluk: één van de bestaande timmerlieden moest in militaire dienst, zodat er een vacature vrij kwam. Joop kon solliciteren en werd aangenomen. Zo trad rond 1960 Joop van den Ende op zijn zestiende als leerling-timmerman in dienst bij het decoratelier aan de Gillis van Ledenberchstraat. Joop en Henk zijn in die tijd ook samen op vakantie geweest, overnachtend in jeugdherbergen.

Joop beet zich destijds met een verbeten soort ernst vast in alles wat met theater te maken had. Dat maakte hem ook tot makkelijk slachtoffer van practical jokes. Hij was er niet op verdacht dat iemand weleens een grap met hem kon uithalen. Zoals die keer toen het decoratelier een opdracht had aangenomen om een groot decor te maken voor toneelgroep Puck. Omdat er te weinig ruimte was om het in de Gillis van Ledenberchstraat in elkaar te zetten, had Puck in de Wibautstraat een houten loods gehuurd waar men aan het decor kon werken. Een toilet was er niet, de decorbouwers moesten het twee weken lang met een emmer stellen.

‘Toen het karwei was geklaard,’ aldus Henk, ‘kwam Joop met een bakfiets om het decor naar ons atelier te brengen. Hij wees op een emmer en vroeg wat daarin zat. Dat is bindmiddel voor verf, zei ik, daar moet je heel voorzichtig mee zijn. Joop zette die emmer met grote zorg op de bakfiets. Hij wilde met zijn vracht niet langs het Van Nispenhuis rijden, omdat hij het gênant vond om daar misschien te worden gezien. Daarom maakte hij een hele omweg langs de grachten, waarbij hij iedere keer weer nerveus raakte als er iets uit de emmer over de rand klotste. Eindelijk kwam hij in de Gillis van Ledenberchstraat aan. Heel voorzichtig liep hij met die emmer de trap op naar éénhoog. Daar greep ik het ding uit zijn hand en leegde de inhoud doodgemoedereerd in de wc.’ Vervolgens vertelde zijn stomverbaasde vriend schaterlachend de waarheid: ‘Ik weet niet wat je denkt, maar je bent de hele stad doorgereden met een emmer pis!’ Joop kon de grap niet waarderen, hij beende nijdig weg. Voor zulke kwinkslagen was hij meestal niet in de stemming..

Een andere anekdote welke ter sprake kwam ging over het ‘bijschnabbelen’ van een aantal jonge timmerlieden, waaronder Henk en Joop. In de avonduren vervaardigden zij o.a. het decor voor De Fabeltjeskrant. Echter, zonder het te realiseren woonde de moeder van één van de directeuren aan de overkant van het decoratelier. Uiteindelijk, via zijn moeder, viel het de directeur op dat er wel heel veel in de avond werd overgewerkt. Totdat een moment kwam dat de jongens moesten toegeven dat ze in de avonduren er een zakcentje op nahielden. De directeur kneep uiteindelijk een oogje toe in ruil voor het nodige timmerwerk aan zijn zeilboot. Die legde hij naast Gebouw Magister aan zodat de jongens ermee aan de slag konden. En trouwens, mocht u ooit een duik bij Gebouw Magister naar de bodem van de Kostverlorenvaart nemen, dan kunt u nog een te grote gouden ring van Henk vinden. Henk voerde namelijk de meeuwen vanuit de open schuifdeuren en wapperde op een dag onbedoeld de ring van zijn vinger, zo de vaart in..


1960 / Distilleerderij Blanckenhagen – Allasch

Gebouw Magister was sinds 1942 eigendom van de familie/NV O.V. Blanckenhagen Allasch (zie afbeelding notaris hieronder). Inschrijving en gebruiksname van de ruimte op de eerste etage voor een distilleerderij was pas in 1960 .

Henk van der Woude van het Decoratelier dat zich tevens op de eerste etage bevond, herinnert zich nog de distilleerderij. Op diverse veiling websites waren nog een aantal ‘collectors items’ te vinden zoals een miniatuur flesje Vodka en een fles ‘Kummel’. Beide in Gebouw Magister gedistilleerd (zie ook verwijzing A’dam op flesje).

In 1823 opende de Nederlandse Baron von Blanckenhagen de Allasch distillerij op zijn landgoed nabij Riga, Letland. Hier produceerde en verfijnde hij het familierecept van Kümmel, een distillaat van komijn, karwij en suikerriet. De likeur werd wereldberoemd en o.a. geleverd aan Rusland, Amerika, Engeland en hun kolonies. De term ‘Allasch’ werd een wereldwijd gebruikte term voor kruidige ‘spirits’.

Links Vodka, rechts Kummel

1980 / Tandartsengroepspraktijk Zaagmolenstraat

In 1979 is de beneden etage verbouwd tot groot tandartscentrum. Aanvrager was De Amsterdamse Tandartsen Verenging met de naam A.T.Z. (Tandheelkundige verzorging van Ziekenfondsverzekerden). In onderstaande bouwaanvraag en tekeningen uit die tijd kan je zien dat het de gehele etage betrof en daarmee het centrum aanzienlijk groot was. De praktijk ging in oktober 1980 open en sloot zijn deuren eind jaren 80.

Na een tip van een huidige bewoonster namen we contact op met Tandarts Hulsman, die met plezier terugkijkt op zijn tijd in het tandartscentrum. Hij schrijft het volgende: “Begin oktober 1980 werd er op de begane grond in dit gebouw een tandartsenpraktijk geopend. Deze praktijk was opgezet door de Amsterdamse Ziekenfondsen. In de jaren ’60-’70 was het vaak onmogelijk om als ziekenfondspatient in een particuliere tandartspraktijk ingeschreven te worden en daarom waren de ziekenfondsen gestart met het opzetten van eigen praktijken ten behoeve van hun verzekerden. De “Tandartsengroepspraktijk Zaagmolenstraat” was één van de laatste ongeveer 30 praktijken die om deze reden in Amsterdam werden opgestart.

Ik was destijds net afgestudeerd en ben in deze praktijk begonnen als tandarts.
Het was een schitterende praktijk, marmeren vloeren, 8 tandartsbehandelkamers voorzien van de modernste apparatuur, zeer ruime wachtruimte met balie, tandtechnische ruimte, poetsruimte, mondhygieniste behandelkamers. Het kon niet op. Geld speelde geen rol, zo leek het. Alle tandartsen en assistentes waren van mijn generatie en het was dan ook heel gezellig om daar te werken. De sfeer was uitstekend!

Je kwam daar als tandarts als het ware in een “gespreid bedje”. Er was geen enkele druk van praktijkkosten en mede daardoor werd er dan ook niet al te veel omzet gehaald. Maar er werd wel heel netjes gewerkt. Na een periode van 8 jaar kwam er vrij abrupt een einde aan deze eigen praktijken van de Amsterdamse Ziekenfondsen. Financieel was het niet rendabel. Praktijken konden worden overgenomen door daar zittende tandartsen of hielden op te bestaan.

Dat laatste is het lot geweest van de “Tandartsengroepspraktijk Zaagmolenstraat”. Er zaten te veel haken en ogen aan om deze praktijk over te nemen. Iedere tandarts ging zijn eigen weg. Ik werk sinds 1988 in, een qua inrichting wat eenvoudigere, eigen praktijk samen met 2 collega’s die toen ook werkzaam waren in de Zaagmolenstraat. Dat ik in 1980 als tandarts mocht beginnen in de Zaagmolenstraat was ideaal. Je bracht in de praktijk wat je geleerd had en voor de rest werd alles voor je geregeld. Vanaf 1988 weet ik ook wat dat laatste inhoudt.

Sjaak Hulsman, Tandarts

113 – icc frame

1986 Kunstenaar Ateliers

In 1986 kwam door het vertrek van o.a. de rekwisietenopslag van de Nationale Opera de eerste en tweede etage te huur. Het vertrek luidde een nieuwe periode van het gebouw in. Twee groepen kunstenaars waren geïnteresseerd en namen contact op met de eigenaar. Deze gefortuneerde Nederlander woonde in de Verenigde Staten. Om de huur door te zetten vormde de kunstenaars in totaal 4 stichtingen (Mat, Bovengebit, Plot en Fpaid), waarvan iedere stichting ‘links of rechts van het trappenhuis’ de ruimte ging huren. Toen de huur rond was trokken de kunstenaar in en hebben als eerste de etages leefbaar gemaakt en gereed voor het gebruik als atelier annex woonruimten.

Het onderstaande foto overzicht geeft een beeld hoe het pand er destijds voor en na de werkzaamheden van de kunstenaars uit zag.

1986

In 1990 verhuisde het tandartsencentrum ATZ uit de begane grond. Inmiddels liep ook het huurcontact af van de eerste en tweede etage. Daardoor ontstond er momentum voor de kunstenaars om het gehele pand te kopen. Daardoor ontstond er momentum voor de kunstenaars om te kijken of de eigenaar geïnteresseerd was het pand te verkopen. De begane grond stond leeg, de eigenaar in Amerika, op leeftijd, had een som geld ontvangen van het ATZ wegens voortijdige contractbreuk, de dollar stond gunstig en er was groot achterstallig onderhoud aan de betonconstructie. De 4 stichtingen van de kunstenaars verenigden zich onder 1 kopende hoofdstichting. Eén bank wilde de kunstenaars helpen met een lening van maximaal 1,8 miljoen gulden. Offertes voor de urgente ingreep om de betonconstructie en de ramen te redden bedroegen 800.000 gulden.

Na dit nieuws namen ze contact op met de eigenaar. Die kwam over uit Amerika voor overleg en een rondleiding op de 1ste en 2de etage. De eigenaar was de kunstenaars gunstig gezind en stond open voor een bod. Het maximale bedrag voor de aankoop, 1 miljoen gulden, werd als bod uitgebracht. De eigenaar wilde echter 100.000 gulden meer. Aangezien de kunstenaars geen haast hadden wachtten ze rustig af. De voorwaarden waren immers goed en hadden een goed gevoel dat de koop door zou gaan.

Onverwachts ‘kaapte’ Stichting HVO (Hulp voor Onbehuisden) de koop. Deze bood namelijk (met voorkennis van de administrateur van de eigenaar) het gevraagde bedrag. Tot grote verrassing van de kunstenaars werden zij in 1990 de huurders van Stichting HVO,
De nieuwe eigenaar van het pand.

Juli 1990

1990 / Stichting HVO Inloophuis

Na de koop vestigde de stichting zich en fungeerde als inloophuis annex dagopvang voor dak- en thuislozen. De ingang zat aan de kant van de Zaagmolenstraat. Daklozen kwamen langs om te kunnen douchen, schone kleding en voor maatschappelijke, juridische en medische ondersteuning. Een andere belangrijke functie was budgetbeheer. Het Dienstencentrum fungeerde tevens als postadres voor honderden daklozen, voordat de sociale dienst dit later overnam. Hieronder een aantal foto’s uit die periode.

De komst van het HVO zorgde in de buurt voor grote onrust. Sinds 1993 werd de dagopvang op de begane grond door de buurt gedoogd onder de voorwaarde dat de daklozen alleen op kantooruren terecht konden in de opvang en na 17:00 weer uit de straat moesten zijn. De stichting HVO wilde na het aflopen van het huurcontract met de kunstenaars, de bovenste 2 etages gebruiken als nachtopvang. Bij het uitlekken van deze plannen kwam de buurt in opstand. Na eerdere bedreigingen werd er op een nacht een brandbom bij het HVO naar binnen gegooid. Dit zorgde voor een groot gevoel van onveiligheid in het gebouw.

De kunstenaars spande niet veel later een rechtszaak aan tegen het HVO vanwege het feit dat de huurcontracten niet werden verlengd. De meeste kunstenaars woonden inmiddels in de ateliers. Dat de bovenste etages van het pand bewoond werden was bij het HVO bij de aankoop bekend. Rechter Asscher (de vader van) was het eens met de eis van de kunstenaars om het bedrijfshuurcontract om te zetten in een woonhuurcontract. “…Het is meer regel dan uitzondering dat kunstenaars in hun ateliers wonen…” en gaf het gebouw de status van ‘BAR’ (Bijzonder Andere Ruimte). Met deze uitspraak bevestigde de rechter dat de kunstenaars er mochten wonen. Lees hier een artikel over deze roerige tijden.


1996 / Woon-Ateliers

De periode van 1993 tot 1998 verliep onrustig tussen het HVO en haar huurders, het was nooit de intentie geweest van het HVO om de rol van huurbaas te spelen. In 1996 bood het HVO, de kunstenaars de 1ste en 2de etage te koop aan. Het duurde bijna 2 jaar voordat de kunstenaars de koop en de interne verbouwing tot studios/appartementen hadden voorbereid. Voorjaar 1998 kon de koop worden gesloten. 

Echter, het bleek dat de hypotheekgarantie van de bank gebaseerd was op het idee dat er een appartementsrecht op de (gesplitste) ruimten rustte. De gemeente kon het appartementsrecht pas afgeven als de appartementen waren gesplitst en brandveilig waren afgebouwd. Een klassiek kip en ei verhaal.

Uiteindelijk, heeft de gemeente de kopende stichting geholpen door vooraf het appartementsrecht te verlenen, op de contractuele voorwaarde dat de noodzakelijke verbouwingen van de appartementen binnen 6 maanden zouden worden afgerond. Hierdoor kwam de hypotheek vrij en kon de koop en de interne verbouwingen doorgaan. In de periode van augustus 1998 tot februari 1999 hebben de eerste en tweede etage van het pand hun huidige vorm gekregen en werd de naam ‘Gebouw Magister’ voor de VvE geïntroduceerd.


2004 / Appartementen Begane Grond

In 2004 verkocht Stichting HVO, de toenmalige eigenaar van de begane grond, de etage aan Vondel Vastgoed. Deze verkoop verliep op zijn zachts gezegd omstreden. Het gebouw, of eigenlijk de beneden etage was na zoveel jaar met zoveel verschillende huurders en eigenaren helaas ten prooi gevallen aan malafide vastgoedtypes.

Uitgebreid uitgemeten in de pers (hieronder wat naslag), kwam de koopconstructie samengevat neer op het volgende. De begane grond werd door de stichting HVO verkocht aan Vondel Vastgoed voor 1 miljoen euro. Na de koop werd de etage dezelfde dag nog doorverkocht met 800.000 euro winst aan een derde partij. De partij die het kocht, niet geheel onbelangrijk om te melden, zat bij dezelfde notaris als de eerste aankoper. Het verhaal gaat verder, want deze ‘nieuwe’ koper sloopte de etage binnen no-time leeg en deelde die op in 11 appartementen. Dit alles ook binnen een zeer korte tijd. Vervolgens werden 6 van de 11 appartementen wederom direct verkocht, uiteraard met veel winst. En werden de overige 5 appartement voor een ‘zacht prijsje’ (100.000 euro) aan een bevriende partij verkocht. Ofwel, alle partijen, met uitzondering van Stichting HVO bleken al dan niet bewust samen te hebben gewerkt.

Er is een aanzienlijk onderzoek geweest door de FIOD met de codenaam ‘Anemoon’. Het onderzoek legde de ‘in het circuit bekende’ ABC koopconstructie bloot en andere strafbare feiten, waaronder belastingontduiking. Door advocaten is deze zaak nog tot 2017 ‘vertraagd’ tot het tot een definitieve uitspraak kwam. Zo heeft o.a. de eigenaar van de vastgoedpartij gevangenisstraf gekregen, te lezen in onderstaande artikelen.

Door bovenstaande zijn er in de beginjaren van de benedenetage extra onderhoudswerkzaamheden nodig geweest met name voor de kozijnen. Deze waren geplaatst, met het oog op snelle verkoop (goedkoop hout). Na een paar jaar moesten ze allemaal weer worden vervangen. Daarna is de rust wedergekeerd en is er sinds die tijd niets meer veranderd. De ingang van de begane grond bevind zich overigens achter de middelste deur aan de Gillis van Ledenberchstraat kant. Hieronder nog een aantal tekeningen uit de splitsingsdocumenten.

Naslag:
Parool ‘Hoge eis voor fraude in Amsterdams vastgoed’
AD ‘Vastgoeddueo weer voor de rechter vanwege fraude
Quote ‘Fiscus vraagt faillissement aan


2021 / Gebouw Magister 100 jaar!

Alhoewel de bouwvergunning in 1920 is afgegeven, bestaat Gebouw Magister sedert 1921. Ofwel, 100 jaar! Deze website is onderdeel van het jubileum jaar. Na 100 jaar een toch wel bewogen geschiedenis zijn er momenteel 29 appartementen gevestigd met allerlei soorten eigenaren. Gebouw Magister trekt met zijn fabriekseigenschappen en rijke geschiedenis veel creatieve mensen aan. Veel eigenaren hebben een creatief beroep of zijn creatief van geest.

In de zomer van 2020 is het exterieur geheel geschilderd en het dak opnieuw gedekt. In 2021 zal ook de Gillis van Ledenberchstraat zelf als onderdeel van de herinrichting Frederik Hendrikbuurt, op de schop worden genomen. Het beleid van de gemeente is meer groen en minder auto’s in de buurt. Er verdwijnen met de herinrichting parkeerplekken en daar komt meer groen voor terug. Binnen een aantal jaar zullen er nog meer auto’s verdwijnen want dan wordt de Singel garage geopend. Deze garage zal voornamelijk worden gebruikt door auto’s van bewoners uit de Jordaan en Frederik Hendrikbuurt.

2021